Ik zou het erg leuk vinden, wanneer je iets in het gastenboek zou willen schrijven.
~~~~~~~~~~~~ ~~~~~~~~ Klik je op de banners hier onder dan kom je op de website van de schrijfsters van de lessen.
Gerkje
Edith
Elegante
Ildiko
Kathania
Manany
Papy
Tine |
Overzicht van LagenUitleg
Lagen
kunnen worden vergeleken met op elkaar gestapelde vellen. Wanneer de
laag transparante gebieden bevat, kunt u de laag hieronder door deze
gebieden zien. Onder alle lagen bevindt zich de achtergrondl, ook
bekend als de achtergrondlaag. Een afbeelding gemaakt in PhotoFiltre
bestaat uit ten minste één achtergrondlaag die wordt gebruikt als
ondersteuning. Zolang de lagen niet zijn samengevoegd, blijft elk van
hen onafhankelijk van de andere.
Voorbeeld van een afbeelding bestaande uit drie lagen
1. Achtergrondlaag (achtergrond)
2. Bitmap laag
3. Teksttype laag
Er
is geen beperking op het aantal lagen, maar u kunt worden beperkt door
de hoeveelheid geheugen die beschikbaar is voor uw computer.
Het
is raadzaam om het geheugen van uw afbeelding in de gaten te houden via
het menu [Bestand> Eigenschappen] en deze afbeelding regelmatig in
verschillende bestanden op te slaan.
Lagen types
PhotoFiltre
beheert vier soorten lagen. Het bitmaptype komt overeen met een
tweedimensionale reeks pixels die een digitale grafische weergave
vormen. Het teksttype geeft een tekstblok op een specifiek punt in de
afbeelding weer. Tekstattributen (inhoud, lettertype, kleur) kunnen op
elk moment worden gewijzigd. Met het kleurtype kunt u doorschijnende
effen kleureffecten verkrijgen zonder de onderliggende lagen
daadwerkelijk te wijzigen. Het aanpassingstype werkt op vrijwel
dezelfde manier, maar in plaats van een kleureffect toe te passen, kunt
u een reeks aanpassingen toepassen op de onderliggende lagen zonder ze
daadwerkelijk te wijzigen.
Werken met lagen
PhotoFiltre
heeft verschillende hulpmiddelen voor het werken met lagen. De
lagenbalk links van elke afbeelding toont de miniatuur van de laag, de
weergavevolgorde en enkele hoofdopties. In het dialoogvenster
[Laageigenschappen] kunt u de actieve laag configureren. De tool
[Laagbeheer], die beschikbaar is op de werkbalk, biedt snelle toegang
tot de belangrijkste eigenschappen. Ten slotte heeft het menu [Laag]
algemene opdrachten voor het maken, beheren en samenvoegen van lagen.
De lagenbalk
De
lagenbalk wordt links van elke afbeelding geplaatst en bevat een
weergave van de lagen in miniatuurvorm. Elke miniatuur wordt geplaatst
volgens de laagvolgorde die het vertegenwoordigt. De miniaturen worden
van onder naar boven gestapeld, dus de miniatuur van de achtergrondlaag
bevindt zich helemaal onderaan de stapel. De volgorde van de miniatuur
komt eigenlijk overeen met de weergavevolgorde van de laag. De
achtergrondlaag wordt eerst weergegeven, daarna wordt de laag
weergegeven waarvan de miniatuur net boven die van de achtergrondlaag
ligt. Dit gebeurt tot aan de bovenste laag, waarvan de miniatuur
helemaal bovenaan de stapel staat..
Links
de lagenbalk van een afbeelding bestaande uit drie lagen. De miniatuur
van de achtergrond staat onder aan de stapel en die van de actieve laag
staat in het midden van de stapel. Dit kun je zien aan het oranje
kadertje.
Navigatie- en zoekknoppen verschijnen
onderaan de lagenbalk wanneer het aantal miniaturen groter is dan het
aantal dat in de balk kan worden weergegeven.
1. Met deze knop kunt u door de miniaturen omhoog bladeren
2. Met deze knop kunt u door de miniaturen naar beneden bladeren
3. Met deze knop hebt u snel toegang tot een laag (activering van de laag).
Klik
met de linkermuisknop op een miniatuur om de bijbehorende laag te
selecteren. Dit wordt dan de actieve laag (de miniatuur van de actieve
laag bevat een gekleurd kader).
Klik met de rechtermuisknop op een miniatuur om het contextmenu met de meest voorkomende functies weer te geven.
Als het aantal lagen te groot is, kunt u de opdracht [Beeld> Laagminiaturen> Tekst] gebruiken.
Het dialoogvenster [Laageigenschappen]
Het
dialoogvenster [Laageigenschappen] bevat alle eigenschappen van de
actieve laag. De aangeboden opties zijn zichtbaar, afhankelijk van het
type laag.
Raadpleeg het hoofdstuk Een nieuwe laag maken voor een gedetailleerde beschrijving van de opties.
Dubbelklik op een miniatuur om het dialoogvenster met eigenschappen voor de actieve laag weer te geven.
Het pictogram Laagbeheer
Het
pictogram [Laagbeheer] biedt directe toegang tot de belangrijkste
eigenschappen van de laag. U kunt eenvoudig de dekking, zichtbaarheid
en vergrendeling van een laag met een enkele klik wijzigen. Wanneer dit
pictogram actief is, kunt u ook een laag in de afbeelding verplaatsen
met de muis of de toetsen op uw toetsenbord. Om dit pictogram te
activeren, klikt u op de overeenkomstige knop in het gereedschapspalet.
Raadpleeg het hoofdstuk Basislaagbewerkingen voor meer informatie over de opties voor deze tool.
Wanneer dit gereedschap actief is, komt het contextmenu van de afbeelding overeen met het contextmenu van de lagenbalk.
| |
|